Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/88

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ze noodig heeft op de aarde; en als het uur komt, houden zij niet op.

38 Dit is het wat ik begon en dacht te schrijven, namelijk: 39 dat al de werken des Heeren goed zijn en elk op zijn tijd nuttig is, 40 zoodat men niet behoeft te zeggen: Het is niet alles goed; want elk is op zijn tijd kostelijk. 41 Daarom moet men den naam des Heeren loven en danken met hart en mond.


HOOFDSTUK 40.
Klacht over 's menschen ellende. — Beteekenis der aardsche goederen. — Over bedelarij.


1 [1]HET is een ellendig, jammerlijk ding met het leven van alle menschen, van den moederschoot af totdat zij in de aarde begraven worden, die onzer aller moeder is: 2 er is altoos zorg, vrees, hoop en ten laatste de dood; 3 zoowel bij hem, die hooge eereposten bekleedt, als bij den geringste op de aarde; 4 zoowel bij hem, die purper en kroon draagt, als bij hem, die eene grove pij aanheeft. Er is altijd toorn, ijver, tegenspoed, onrust en doodsgevaar, nijd en twist. 5 En als iemand des nachts op zijn bed 6 rusten en slapen zal, vallen hem menigerlei gedachten in. 6 Al rust hij een weinig, het is toch niets; want hij verschrikt in den droom, alsof hij de vijanden zag komen. 7 En als hij ontwaakt en ziet, dat hij behouden is, is hij als iemand, die uit den slag ontloopen is, en hij is wonderblijde, dat de vrees niets geweest is.

8 Dat wedervaart alle vleesch, beide menschen en vee, maar den goddeloozen zevenmaal meer. 9 Moord, bloed, twist, zwaard, ongeluk, honger, verderf en plaag, 10 dat is alles gemaakt tegen de goddeloozen; [2] want om hunnentwil moest ook de zondvloed komen.

11 Alwat uit de aarde komt, [3]moet weder tot aarde worden, [4]gelijk alle wateren weder in de zee vlieten.

12 Alle geschenken en onrechtvaardigheid goed moeten ondergaan, maar de waarheid blijft eeuwig. 13 De goederen der goddeloozen verdrogen als eene beek, gelijk een donder wegruischt in den regen. 14 Zij zijn vroolijk, zoolang zij geschenken ontvangen, maar op het laatst gaan zij toch tegronde.

15 De nakomelingen der goddelooze zullen geen takken krijgen, en de wortel der onrechtvaardigen staat op eene steile steenrots. 16 En al ware het, dat zij zeer vochtig en aan het water stonden, zoo worden zij toch uitgeroeid, als alle gras. 17 Maar weldoen is als een gezegende hof en barmhartigheid blijft eeuwig.

18 Wie zich met zijn arbeid onderhoudt en zich tevreden stelt, heeft een zoet gerust leven; dat heet een schat boven alle schatten vinden.

19 Kinderen krijgen en steden verbeteren verwerft eene eeuwige gedachtenis, maar eene onberispelijke huisvrouw meer dan die beide. 20 Wijn en snarenspel verheugen het hart, maar de wijsheid is liefelijker dan die beide.

21 Fluiten en harpen geven aangenaam geluid, [5] maar eene vriendelijke rede beter dan die beide.

22 Uw oog ziet gaarne hetgeen liefelijk en schoon is, maar een groen zaaiveld liever dan die beide. 23 De ééne vriend komt tot den ander in den nood, maar man en vrouw veel meer.

24 De ééne broeder helpt den ander in den nood, maar barmhartigheid helpt veel meer.

25 Goud en zilver behouden een man, maar een goede raad veel meer.

26 Geld en goed maakt moed, maar de vrees des Heeren veel meer.

27 Aan de vrees des Heeren ontbreekt niets, en zij heeft geen hulp noodig.

  1. Ps. 90:10.
  2. Gen. 6:13.
  3. Gen. 3:19.
  4. Pred. 1:7.
  5. Spr. 12:25.