Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

terwijl zij hier geweest zijn. 7 Alzoo zijn zij allen in hunne tijden loffelijk geweest en bij hun leven beroemd. 8 En die hebben geëerde namen nagelaten. 9 Maar de anderen hebben geen roem en zijn omgekomen, alsof zij nooit geweest waren; en toen zij nog leefden, waren zij even alsof zij niet leefden, en hunne kinderen na hen óók alzoo. 10 Maar de heilige lieden, wier gerechtigheid niet vergeten wordt, hebben een goed erfdeel verkregen, benevens hunne kinderen. 11 Hunne nakomelingen zijn in het verbond gebleven en om hunnentwil zijn hunne kindskinderen onophoudelijk gebleven;12 en hun lof zal niet verdwijnen. 13 Zij zijn in vrede begraven, maar hun naam leeft eeuwig. 14 De lieden spreken van hunne wijsheid 15 en de gemeente verkondigt hunnen lof.

16 [1]Henoch behaagde den Heer en is weggenomen, opdat hij der wereld eene vermaning tot boete zoude zijn. 17 [2]Noach werd onbestrafbaar bevonden, en in den tijd des toorns vond hij genade; 18 en hij is overgebleven op de aarde, toen de zondvloed kwam. 19 [3]Hij ontving het verbond voor de wereld, dat alle vleesch door den zondvloed niet meer zou verdelgd worden.

20 Abraham, [4]de hoogberoemde vader veler volken, heeft zijnsgelijke niet in eer. 21 Hij hield de wet des Hoogsten, en God maakte met hem een verbond en stichtte dat verbond [5]in zijn vleesch, [6]en hij werd getrouw bevonden, toen hij verzocht werd. 22 Daarom beloofde God hem met een eed, dat door zijn zaad de volken zouden gezegend worden en hij als het stof der aarde zou worden vermenigvuldigd 23 en zijn zaad verhoogd zou worden als de sterren en erfgenamen worden van de ééne zee tot aan de andere, en van het water tot aan het einde der wereld toe. 24 En hij heeft dienzelfden zegen over alle menschen en het verbond ook alzoo met [7] Isaäk bevestigd, om zijns vaders Abrahams wil, [8]en heeft het op Jakob laten komen en blijven. 26 Hij heeft hem genadig gezegend [9] en het erf gegeven en zijn deel afgezonderd en in twaalf stammen verdeeld.


HOOFDSTUK 45.
Van Mozes, Aäron en Pinehas.


1 HIJ heeft van hem laten voortkomen den heiligen man Mozes, [10]die iedereen lief en waard was, en wien beide, God en menschen, gunstig waren, wiens naam hoog geprezen wordt. 2 Hij heeft hem ook geëerd als de heilige vaderen en hoog verheven, dat de vijanden hem vreezen moesten, en liet hem met woorden vele teekenen doen. 3 Hij maakte hem heerlijk voor de koningen en gaf hem bevel aan zijn volk [11]en toonde hem zijne heerlijkheid. 4 Hij heeft hem uitverkoren tot een heiligen 34: 7, stand, wegens zijne [12]getrouwheid en zachtmoedigheid, en hem uit alle menschen verkoren. 5 [13]Hij liet hem zijne stem hooren en voerde hem in de donkere wolk. 6 Hij heeft hem [14]in zijne tegenwoordigheid de geboden gegeven, namelijk de wet des [15]levens en der [16]wijsheid, dat hij Jakob het verbond zou leeren en Israël zijne rechten.

7 Hij heeft [17] Aäron, zijnen broeder, uit den stam Levi, óók verhoogd en gelijk hem uitverkoren. 8 Hij maakte een eeuwig verbond met hem en gaf hem het priesterdom onder het volk. 9 Hij heeft hem heerlijk en schoon gekleed en deed hem een heerlijken rok aan en trok hem allerlei sieraad aan. 10 Hij rustte hem uit met kostelijke gesteenten en deed hem de dijbekleeding, den langen rok en den lijfrok aan, 11 en behing hem rondom met vele gouden granaatappels en schelletjes, opdat het klonk, als hij uit- en inging, en de klank gehoord werd in het heiligdom, opdat aan zijn volk bij God gedacht werd; 12 ja den heiligen rok, met goud

  1. Gen. 5:24.
  2. Gen. 6:9, 7:1.
  3. Gen. 9:15.
  4. Gen. 17:2, 5.
  5. Gen. 17:13.
  6. Gen. 22:12.
  7. Gen. 26:3, 4.
  8. Gen. 28:14.
  9. Deut. 32:8, 9.
  10. Ex. 11: 3.
  11. Ex. 33: 18.
  12. Num. 12:7.
  13. Ex. 19:16-20.
  14. Ex. 33:11.
  15. Deut 30:19.
  16. Deut. 4:6.
  17. Ex. 4:14, Ex. 28.