Pagina:De bandjermasinsche krijg van 1859-1863 (IA debandjermasins01reesgoog).pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

HOOFDSTUK I.

HIDAYAT VAN APOEI VERDREVEN. —- RANTAU AANGETAST. — VERKENNING VAN MOEARA AYOE. — ZENDING VAN KIAY RANGA NITI. — DE BALI OP DB BARITO. — DJOERA- GAN KAOET. — DE KINGSBERGEN OP DE OOSTKUST. — JANUABLJ EN FEBRUARIJ 1861. —

Wel had Verspijck gelijk, zich niet te vleijen met de hoop dat Hidayat aan den goeden raad van hadji Isah zou gehoor geven. De geruchten omtrent Hidayat’s moedeloosheid waren misschien juist geweest, doch bevestigd werden zij niet. De werkelijke verblijfplaats van dat Hoofd bleef een geheim; het lag in de taktiek des vijands daaromtrent uiteenloopende berigten te geven, ten einde ons daardoor op het dwaalspoor te houden; de gehechtheid der bevolking aan Hidayat maakte dit gemakkelijk. Nu eens heette het dat Hidayat te Apoei of te Tomoeny op de grens van Koesan, dan weder dat hij te Datar Blimbing of te Datar Laga op de grens van Tjantong, volgens anderen dat hij in het rijk van Passir schuilde; hoe het zij, dddrin kwamen alle berigten overeen dat hij, voortvlugtig en magteloos, zich op de oostelijke grens van het rijk bleef ophouden en gedurig van standplaats veranderde.

Dat hadji Boeyasin zich bij hem had aangesloten, was niet