Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Zoek eerst, o zondaar, zoek het Koninkrijk des Heeren,
En al het andre wordt geworpen in uw schoot:
Wie aan zijn poorte klopt, hij zal niet ledig keeren:
   God geeft geen aalmoes, geeft geen brood!
Hij schenkt de volheid van zijn beste zegeningen;
En somtijds geeft Hij aan zijn arme stervelingen
   Ook levenslust bij hemelrust,
En hecht hun hart aan de aard met meer dan aardsche banden,
Die Hij eens zelf ontknoopt met de eigen vaderhanden,
   Die ginds de heilige engel kust.

1848.



 

LENTE

Laat het strooien hoedje zwieren
  Op ’t kastanjebruin!
Pluk een knopjen in uw tuin:
Dierbre, wij gaan lente vieren
  Op ’t hooge duin.

Wij gaan juichen, wij gaan danken
  Onzen rijken God,
Die uit bloemen weeft ons lot,
Die ons harte vult met klanken
  Van het blijdst genot;

Die zijn bloemen in uw gaarde,
  In uw ziele strooit,
Hart en hemelen ontplooit;
Die zijn schoone, bloeiende aarde,
  En uw voorhoofd tooit!

Die de leliën en rozen
  Kleedt met majesteit,
Zonneglans en heerlijkheid;
Die ons, kinderen, zorgeloozen,
  Onzen wensch bereidt.