Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Lievling van uw trouwe vrinden,
Wees de lievling der Fortuin;
Vriendschap – liefde moogt ge vinden
Maar gedenk aan Hollands duin.
Blijf de kracht der jonge jaren,
Blijf dien onbedorven geest,
En dat edel hart bewaren,
Dat ons dierbaar is geweest!

Wij, wij zullen menigmalen
Spreken van den verren vrind,
Van zijn droomen en verhalen,
Van zijn lach, die harten wint;
En in droevige oogenblikken
Zal een trouwe groet misschien
Uw geliefden wel verkwikken
Met een droom van wederzien.

Want – wij blijven u verbeiden,
Ach, het is nog veel te vroeg,
Dierbaarste, om voor goed te scheiden,
En – wij zijn nog jong genoeg....
Maar zoovelen zijn gebleven,
Velen hebben niet gewacht: –
Goede reis dan voor dit leven
En voor ’t andere: Goeden nacht!

1850.



 

HET LAND.

(Bladvalling)

Zijn fijnst sigaartje smaakt hem niet,
Zijn knappend vuurtje blaakt hem niet,
Zijn zoetlief meisje raakt hem niet,
Zijn vrienden, ô genaakt hem niet,
Zijn baardje zelfs vermaakt hem niet,
De stumpert heeft zoo’n groot verdriet....
En wat? – Nu juist, dat weet hij niet!