Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
En daarom neen! schoon ik uw glans
Bemin, o Licht der aarde! –
Vooral wanneer gij, zooals thans,
Verliefd schijnt in mijn gaarde;

En daarom neen! Ik wou niet weer
Teruggaan op mijn schreden:
Wij doolden licht een tweede keer
Nog erger dan wij deden!

Neen, op des levens kronkelpaên,
Veel wijzer is mijn keuze:
Niet óverdoen – maar voorwaarts gaan,
Schoon struiklend, zij de leuze!

Ook, met die leuze in ’t hart, geniet
Ik, lieve Zon, uw zegen,
En tevens vaak lacht in ’t verschiet
De blijde hoop mij tegen:

Als beter licht ons op zal gaan,
In reiner kring te streven,
Met de ondervinding, opgedaan
In dit zeer leerzaam leven.



 

VRIENDEN OP ’T KERKHOF

Aan Gideon.



Wij gingen menigwerf te zamen in dit leven,
De paden onzer jeugd, de wegen van ons lot,
Langs ’t zonnig Y – door ’t duin – in jonkheids tooverdreven,
In strijd, ten feest, op reis, in weemoed en genot;
Nú gingen wij voor ’t eerst met velerlei gedachten,
Met zielen nauw vereend en broederlijke schreên,
Waar ons nog nimmer saam des levens stormen brachten,
Voor ’t eerst naar ’t vredig kerkhof heen.