Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/214

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Ik zou verstandig, kalm, geleerd,
Altijd met oordeel kiezen,
En nimmer onberedeneerd
Mijn hoofd, mijn hart verliezen!

Ik werd – ja wat? men wordt toch iets?
Maar ach, ’t is zóó gelegen;
’k Zou alles willen zijn en – niets,
Want alles heeft zijn tegen!

Geneeskunst is een aardig vak,
Dat kunt ge aan ’t kerkhof vragen!
En Godgeleerdheid is.... een zak
Vol raadslen en vol plagen!

Wat werd ik dan? de Hemel weet!
Misschien een treurspeldichter?
Maar zoo mijn treurspel lachen deed,
Waar dan mijn strijd veel lichter?

En bleek het dan eens dat ik meer
Voor ’t Blijspel was geboren –
Zoo ware ik ’t oude knechtje weer
En had mijn tijd verloren!

’k Voorzie, mijn tweede leven zou
Dus ook weer hasplen wezen,
Weer lust en strijd en naberouw!
Niet wijzer dan voor dezen!

Weer de onverzoenbre zielenood,
Weer zoeken zonder vinden,
Weer tobben in het klein en ’t groot,
En tasten in den blinden!

Gij zaagt me ook dan, o lieve Zon,
Weer struiklen, vallen, dwalen,
Zoo goed als of ik pas begon
In dees geliefde dalen!