Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Kunnen de ekipages rijden
Langs mijn woning vol geluk.

’k Zucht dan vaak ook: Stille vrinden,
Neemt, zoo ’t kan, de boodschap mee,
Dat ik graag bij mijn beminden
Nog wat blijven wou in vreê! –

Vlak bij ’t kerkhof, maar twee schreden
En ge zijt er, gauw en goed,
Waar ge lang om heen kunt treden,
Maar toch eindlijk rusten moet.

Vlak bij ’t kerkhof, maar één stapje
En ik sta er aanstonds voor;
Komt mijn tijd voor ’t laatste stapje –
’k Heb geen rijtuig nodig, hoor!

Aaklig, hé, om zoo te wonen
Vlak bij ’t kerkhof, bij je graf?....
Maar, mijn lieven, sterken, schoonen!
Woont ge er dan veel verder af?

D.1858.



 

OP EEN KIND IN MEI GEBOREN




I


  Er is een kind geboren,
   Een jongetje in den Mei,
  De feestmaand, de uitverkoren
   Der liefde en Poëzij.

  Zij wieg staat tusschen rozen
   En gouden regens in,
  En bleeke wangen blozen
   Er bij – van moedermin!