Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

BIBLIA.



Niet uit den Hemel, neen, is ze gevallen,
Feillooze Letter door de Almacht gegrift,
Doch naar des Vaders Huis dringt zij ons allen,
De eenige, heerlijke, heilige Schrift!

Niet uit de wolken, neen, ruischten of ruischen
Godlijke stemmen ooit menschen in ’t oor,
Doch hoort mijn ziele Gods stem in uw bruisen
Heilige harpen van ’t Godgewijd koor!

Doch heeft ons harte Zijn waarheid vernomen,
Zuiver en trouw, onbedrieglijk van toon,
Diep uit de borst der verkorene vromen,
Klaar uit de ziel van den heiligen Zoon.

God in de menschhejd de menschheid verlichtend,
Leidend, besturend met woorden en daên,
Troostend, verzoenend en reddend en richtend,
God spreekt ons toe uit de heilige blaën!

God in de menschheid – o peinzende luistert!
Menschljken vorm draagt het eeuwige Woord.
’t Menschljke vaak door het Godljke fluistert,
’t Godljke bruist door het menschljk akkoord.

God in de menschheid – o kent Zijn gedachte,
Klaarder en klaarder verneemt Zijne stem!
Zoekende kindren van ’s Vaders geslachte,
Hoort in uw hart, in de Schriften, hoort Hem.

Hier wordt in de’ akker de Parel gevonden,
Die ons de borst van verrukking doet slaan –
Hier ligt uw Heiland .... „in doeken gewonden,”
Doch bidt gij Hém, niet de windselen, aan.