Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/285

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XXVII.


Wat toch van teedre min de Dichtren ons verhalen,
Meest is een steekje los aan al die idealen;
Hoe schittrend ook omstraald van dichterljken gloor....
Daar loopt in werkljkheid meestal wat.... proza door.
Zoo Dante Beatrys bemind heeft – kon ’t verhinderen,
Dat Dante nochtans ook een vrouw had – met acht kinderen?


XXVIII.


Maar Vaderliefde is trouw en innig, altoos heilig,
Verheven boven ’t lot, voor aardsche wissling veilig!
Zij heeft iets hemelsch, zij! – Nu weet ik waarlijk niet
Of ook mijn Delftsche vriend kon schildren. in een lied
Wat hij gevoelde voor zijn lieve rozenwangen –
Doch hij gevoelde wat ik schilderde in mijn zangen.

Delft, Nov. 1858.

——————

(Wordt nooit vervolgd, – maar de schrandere Lezer zal wel geraden hebben, dat de Anti-Oosterling, in wien men een Type van Jalousie paternelle had willen schilderen – gij kent Scribes aandoenlijke Comedie? – bestemd was, om door een zijner dochters, wier hart alreeds van Java droomde, – zich-zelven verloochenende, tot een vurig Liefhebber onzer kolonies bekeerd en met sympathie „voor al wat oostersch is” bezield te worden. De andere dochter – type van kinderlijke liefde – zou, in, mijn verhaal natuurlijk, eene diepe genegenheid hebben opgeofferd om haar vader niet alleen te laten. – Wat dien bewusten brief betreft – doch mijn P. S., dat u niet interesseert, is reeds veel te lang.)



 

GROOT; OOK GOED?

Gij houdt u groot in ’t moeilijkst lot –
De vraag is: houdt ge u goed voor God?