Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/350

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

LXVI.

IN HUYGENS' VORM.

't Houdt geen stéék:
       Maar een Steek
Houdt het toch; —”
       Zei een Leek.



LXVII.

COTIN'S OPINIE.

't Is geen goed Christen, op mijn woord,
Die mij niet gaarne preeken hoort.



LXVIII.

IN NOMINE DEI.

Een haan, heel hoog en mooi gekapt,
(Braaf spits en nijdig stond zijn kuif!)
Kwam zeer tevreden aangestapt,
Hij had een kipje doodgetrapt!
In naam - natuurlijk! van een Duif,
Die, naar het zeggen van den haan,
Die arme kip niet uit kon staan....

Wat deed zoo'n Duif ook zonder haan !
                

De Haan: het Klericalisme.
De Duif: Symbool van den Geest den Vredes.
Een Kipje: Een Kettertje.