Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/353

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Zag haar huis bestormen,
Steenen vlogen ’t venster in,
Zij ook moest – hervormen!
Wat al leven! wat al strijd!
Wat al ommekeeren!
Veel te leren geeft de Tijd,
Meer nog af te leeren!
Want of ’t u mishaag of niet,
Klaar is ’t, dat men heden
Alle dingen anders ziet,
Dan in ’t schoon verleden!
’t Is niet anders! – of ge al zucht
Vromer steeds en banger,
„’t Nieuwe licht” zit in de lucht
Van gedachten zwanger!
’t Is niet anders! – of wij ’t al
Anders graag geloofden,
„De aarde draait” – dat is ’t geval,
Trots de stijve hoofden!
Blijf dan, naar ’t u lijkt en lust,
Alles maar beschouwen,
Al ’t onhoudbre voor uw rust
(En gemak), behoûen!
Vouw de handen saam en vloek
In uw zelfverblinding,
Tegen al dat onderzoek,
Tegen de ondervinding!
Knijp, ai, knijp uw oogjes dicht
Achter de gordijnen,
En verklaar!: Ik" zie geen licht,
Ergo kan ’t niet schijnen.
Doch, zoo ’t wezen kan, bewaar
Nog één greintje oordeel
En gebruik dat, Femelaar!
Tot uw eigen voordeel;
En begrijp dan, hoe ge draait
Om u tijd te ontkomen,
Dat ge alleen u–zelven paait,
Met onmanlijk droomen!
Op! – dat kan nooit Godsdienst zijn,