Deze pagina is proefgelezen
Die den dag moet vreezen,
Altijd met den schemerschijn
Dwepend van voordezen;
Neen, die daar op élk gebied,
’t Licht zal welkom heeten,
Slechts in zeker hoekje niet
Van zijn glans wil weten!
Op! – mijn vrome slaat het oog,
Voor het Al geopend,
Vorschend rond en staêg omhoog,
Lijdend soms, doch hopend!
Kan de zelfmoord van ’t verstand
U slechts ruste geven,
Hij wil liever, aan Gods hand,
Rustloos zoekend – leven.
Altijd met den schemerschijn
Dwepend van voordezen;
Neen, die daar op élk gebied,
’t Licht zal welkom heeten,
Slechts in zeker hoekje niet
Van zijn glans wil weten!
Op! – mijn vrome slaat het oog,
Voor het Al geopend,
Vorschend rond en staêg omhoog,
Lijdend soms, doch hopend!
Kan de zelfmoord van ’t verstand
U slechts ruste geven,
Hij wil liever, aan Gods hand,
Rustloos zoekend – leven.
1860.
LXXIII.
GELOOVIG EN RELIGIEUS.
Daar is die 't al gelooft uit scepticisme alléén, —
Die luttel houdt voor waar is vromer licht, naar 'k meen.
Die luttel houdt voor waar is vromer licht, naar 'k meen.
LXXIV.
DE TEGENSTANDERS VAN HET MODERNE
HOUDEN EN HEBBEN.
Ik houd maar wat ik heb; dat nieuwe! 'k gruw er van!"
Goed, gruw; maar zeg, wat hebt ge dan?
Goed, gruw; maar zeg, wat hebt ge dan?