Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/439

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Het rijst naar boven,
Het blikt omhoog.

Heur ziel bereidt zich,
In vroom gepeis,
Ter leste, korte,
Doch groote reis.
Het donker poortje
Verschrikt haar niet;
Daar achter schemert
Een licht verschiet.

De zon, door ’t venster,
Bestraalt het blad
Van ’t boek des Levens,
Haar troost, haar schat;
Uit de eeuwge blaadren
In ’t stil gemoed
Straalt licht, meer koestrend
Dan lentegloed!

Gods licht en vrede
Doorstroomt de kluis
Vol profetieën
Van ’t hemelsch Huis!
Daar fluistren stemmen
Uit ver weleer.
Haar hart zegt: „Amen,
Kom haastig, Heer!”

1860.



BIDDEN.

Hij redeneert niet, hij die bidt! Die redeneert,
Hij bidt niet, of hij doet zoo 't een als 't aêr verkeerd.

1860.