Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/440

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

AAN DE WATERSNOOD-POËTEN.

(Uitgegeven ten voordeele der Overstroomden en in het belang der Kunst.)

Op, Watersnood-poëten!
(Ko heeft zijn vers al klaar,
En „Water.... soep” zal ’t heeten!)
Op, eedle, vrome schaar t
Fluks aan het verzen lijmen
Vol geestdrift en gevoel,
Want nu zijn alle rijmen
Geheiligd door het Doel!

Op, ’t is nu tijd van zingen,
Heel akelig – dat spreekt
Laat allen handenwringen,
Terwijl u ’t harte breekt.
En wil ’t niet spoedig lukken,
Dan laat ge, hier en daar,
Maar zoo wat streepjes drukken
– – – – – – – – – – – – –
- – – – – – – – – – – – – –
Dat staat verschriklijk naar!



Met Watersnoodsgedichten,
Bewaard uit vroeger tijd,
Kunt ge ook u ’t werk verlichten,
(Kunstliefde spaart geen vljt!)
En om ’t verwijt te ontloopen
Van imitatie – hoor:
Waar schapen eens verzopen,
Schrijf daar nu koeien voor!