Deze pagina is proefgelezen
AAN DE WATERSNOOD-POËTEN.
(Uitgegeven ten voordeele der Overstroomden en in het belang der Kunst.)
Op, Watersnood-poëten!
(Ko heeft zijn vers al klaar,
En „Water.... soep” zal ’t heeten!)
Op, eedle, vrome schaar t
Fluks aan het verzen lijmen
Vol geestdrift en gevoel,
Want nu zijn alle rijmen
Geheiligd door het Doel!
(Ko heeft zijn vers al klaar,
En „Water.... soep” zal ’t heeten!)
Op, eedle, vrome schaar t
Fluks aan het verzen lijmen
Vol geestdrift en gevoel,
Want nu zijn alle rijmen
Geheiligd door het Doel!
Op, ’t is nu tijd van zingen,
Heel akelig – dat spreekt
Laat allen handenwringen,
Terwijl u ’t harte breekt.
En wil ’t niet spoedig lukken,
Dan laat ge, hier en daar,
Maar zoo wat streepjes drukken
– – – – – – – – – – – – –
- – – – – – – – – – – – – –
Dat staat verschriklijk naar!
Heel akelig – dat spreekt
Laat allen handenwringen,
Terwijl u ’t harte breekt.
En wil ’t niet spoedig lukken,
Dan laat ge, hier en daar,
Maar zoo wat streepjes drukken
– – – – – – – – – – – – –
- – – – – – – – – – – – – –
Dat staat verschriklijk naar!
Met Watersnoodsgedichten,
Bewaard uit vroeger tijd,
Kunt ge ook u ’t werk verlichten,
(Kunstliefde spaart geen vljt!)
En om ’t verwijt te ontloopen
Van imitatie – hoor:
Waar schapen eens verzopen,
Schrijf daar nu koeien voor!
Bewaard uit vroeger tijd,
Kunt ge ook u ’t werk verlichten,
(Kunstliefde spaart geen vljt!)
En om ’t verwijt te ontloopen
Van imitatie – hoor:
Waar schapen eens verzopen,
Schrijf daar nu koeien voor!