Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen





Men zegt dikwijls van dichters dat hun werken zelf de geschiedenis van hun leven bevatten. Van niemand ken dat meer gelden dan van den vroeggestorven dichter, wiens poëtische werken thans andermaal, in één verzameling bijeengebracht, worden uitgegeven. De Génestet wordt zonder twijfel het best uit zijn verzen gekend. Deze te bewonderen, en hem lief te hebben is één. Doch dat maakt, hoe vreemd het klinke, de behoefte aan eenig levensbericht des te grooter. Hoe meer de persoon zelf zich uitspreekt in zijn werken, te meer zal men yerlangen iets omtrent hem te weten. Hoe meer invloed zijn omstandigheden en lotgevallen op de vruchten van zijn dichterlijken geest hebben uitgeoefend, van te meer belang zal het zijn voor hen, die den dichter wenschen te verstaan, om die lotgevallen en omstandigheden te kennen. Met dramatische en epische dichters is dat anders. Het zou ons niet onverschillig zijn. zoo wij iets van Homerus en iets meer van Shakespere konden weten. Maar al verdwijnt de dichter der Ilias in een mytische duisternis, zoodat men zelfs twijfelt aan zijn bestaan, al zijn de herinneringen, die de Engelschen, nu zoo trotsch op hun hoofddichter, omtrent den schepper van Hamlet bewaarden, onzeker en schaarsch, in weerwil daarvan kunnen wij hun werken begrijpen en waardeeren. „Onder onsjes” daarentegen, zooals De Génestet zelf gewoon was zijn verzen te noemen, verraden te veel van het innerlijk leven, dan dat de lezers niet aanstonds verlangen, ja behoefte gevoelen zouden, om zich den dichter zelven, zij het dan ook slechts met breede trekken, te zien voorgesteld.