Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/78

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Om door ’t leven heen te komen,
Wijsheid zoekend met een lach,
Heb ik noodig dag aan dag,
Menschen, meisjes, boeken, boomen,
Vreugden, smarten, dwaasheên, droomen,
Zielestrijd en luit–akkoord,
Vriend en vijand, en zoo voort,
Met nog twintig kleinigheden
Om mij telkens te vertreden

1847.



 

ONRUST

Ik ben geen plant: ik wil geen rust
’k Ben jong – en van mijn tijd,
Brenge ieder uur mij leed en lust
En telkens nieuwe strijd!
Als ’t plan wordt een daad,
Zonder raad of beraad,
Als ik liefheb of haat,
Als ik schrei, als ik lach
Wel honderd malen iedren dag,
Dan ben ’k ’t leven mij bewust,
Dan leef ik eerst naar hartelust,
Al wat ik leven mag!

1847.



 

DOLCE FAR NIENTE

Ik lig in Hollands dierbaar duin,
Zo zacht in ’t lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,
Een dochter van het strand.