Pagina:De dichtwerken van P.A. de Génestet.pdf/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Een zilvren wolkje speelt en drijft
Aan ’s Hemels blauwe boog;
Een zoele vrede straalt en daalt
Op aarde van omhoog.

Het zilvren wolkje lacht en lokt,
Als riep het:`o ga mee,
Reis met mij naar een beter land,
Ver over zee bij zee!

Zeg knaap, indien ge eens vleuglen hadt,
Zeg vloodt gij de aarde niet?
’t Is heerlijk in dees vrije lucht,
In ’t grensloos wolkgebied.’

Maar ik – ik lig in Hollands duin,
Zo goed in ’t lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,
Een aardig kind van ’t strand...

Neen, schoon ik, wolkje, met u mee
Mocht vliên naar ’t schoonste land...
’k Ben nu te lui, ’k heb nu te lief,
’k Bleef liggen hier in ’t zand.

1847.



 

DE HANDDRUK

O, tintel’ uw hart in den druk van uw hand:
Ik dank voor een vinger, twee, drie!
Ik walg van een kneepje, koket en pedant,
Een pink van een man van genie....
En, vriendlief, uw bevende, klevende hand
Is waarlijk mijn antipathie!