Pagina:De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters (IA delevensenwerken01kram).pdf/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
76
BER.

BERCHEM. (Nicolaas) Zie over den naam berchem op BERCHEM. (Pieter Claasze)[.] Deze beroemde landschapschilder is door Immerzeel, op het spoor van Houbraken, verder beschreven, die beiden zijn overlijden op den 18. Februarij, 1683, te Haarlem, en den 23. daaraanvolgende in de Westerkerk zijne begrafenis hebben opgegeven. Houbraken is de bron van dit berigt; hij zegt: „Nicolaas berchem. Deze gestorven in ’t jaar 1683, als ons aan zijn begraafnisbriefje gebleken is, toen ruim 60 jaren out, wees ons het spoor tot zijn geboortejaar 1624.” — Zie II. deel, blz. 109, en verder op bl. 114, aan het slot van het levensberigt: „Hij is in ’t jaar 1683 op den 18 van Sprokkelmaant gestorven, en op den 23 begraven in de Westerkerk, te Haarlem.” — Het bevreemdt mij zeer, dat Houbraken, die reeds in het laatst der XVII., of zeker in het begin der XVIII. eeuw, van Dordrecht met der woon naar Amsterdam was getrokken, en in 1719 het genoemde Deel van zijnen Schouburg der Schilders en Schilderessen aldaar deed verschijnen, bij het zamenstellen van het levensberigt van berchem, niet heeft opgemerkt, dat er wel eene Westerkerk te Amsterdam, maar niet te Haarlem bestaat, waar, zoo als hij meldt, berchem zou begraven wezen; en Immerzeel is evenmin op dat punt wakker geworden. Hoe het zij, op het gemelde doodbriefje staat alleen de dagteekening en het jaar van ’s mans overlijden en tevens zijn ouderdom uitgedrukt, zonder meer; zoo dat Houbraken eene fout heeft begaan, om Haarlem in plaats van Amsterdam als de stad van zijn overlijden te noemen, hetgeen uit de volgende autentieke stukken blijkt en volkomen bevestigd wordt; namelijk, in de Haarlemsche Courant van den 27. April, 1683, Nr. 16, wordt deze aankondiging gevonden: „op Dingsdag den 4den Mei, te Amsterdam, ten huize van de weduwe wijlen nicolaas bergchem, in zijn leven konstrijk schilder, op de Lauriergracht, over de Burgemeester Huydecoper, sal verkopen deszelfs nagelaten schilderyen, bestaande in capitale en konstige stukken, van verscheidene voorname meesters, alsmede een groote schoone spiegel met vergulde lyst.” — Nu zou men kunnen opperen, dat zijne nalatenschap wel te Amsterdam kon zijn verkocht, en hij daarom evenwel te Haarlem kan zijn overleden; doch het is niet wel aanneemlijk, dat de weduwe, slechts twee maanden na den dood van haren man, zich op de Lauriergracht te Amsterdam zal hebben gevestigd, maar wel denkelijk, dat, daar te Haarlem geen Westerkerk bestaat, hij, als dan wel, waar die aanwezig is, er in begraven, en ook wel in die stad, namelijk te Amsterdam, overleden zal zijn. Het ligt toch in den aard der zaak, dat hij steeds met der woon aldaar zal zijn gevestigd geweest, gelijk zoovele talenten naar dat oord van welvaart stroomden, om er in den overvloed te deelen. — Op de genoemde verkooping schijnen alleen de nagelaten schilderijen te zijn geveild, die, welke hij als eene verzameling van andere meesters had, en geene van zijne eigen werken, waaruit men zou kunnen afleiden, dat die of niet voorhanden waren, of dat de weduwe ze heeft behouden. Evenmin vindt men zijne teekeningen en etsen enz. ten verkoop aangekondigd, maar wel alles, wat hij van dien aard verzameld had, zoo als in de Haarlemsche Courant van den 30. November, 1683, No. 47, wordt gevonden: „dat op Dingsdag den 7 December, ’s avonds ten 4 ure, de wed. nicolaas berghem, te Amsterdam, zal verkoopen alle zyne nagelate papierkonst, bestaande in uitstekende teekeningen en schoone drukken van prenten, bysonder raphael d’urbino, barozius, cazazi, guido enz. Een ongemeen boek met prenten van meer als 1300 stuks, van a. tempeest, modellen, altemarynen, verolen, en ’t geen voorts meer door billetten is bekent gemaakt.” — Er wordt gemeend, dat hij al zeer vroeg de etskunst heeft beoefend, zoo als Bryan, in zijn levensberigt, het bekende boekje van zes stuks met de koetjes, met den titel genaamd Het vrouwtje met de