Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/124

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
116
DE BOUW EN DE VERRICHTINGEN DER WORTELS.


nieuw individu verkregen. Zijn de takken voor deze bewerking te hoog geplaatst, of kunnen zij niet goed gebogen worden, zoo gebruikt men de in fig. 58 afgebeelde methode. Op de plaats, waar men de wortels zich wil laten ontwikkelen, omgeeft men den tak met vochtig mos, dat door veelvuldig begieten nat gehouden wordt. Men kan dit eenvoudig aanbinden, of een zijdeling opengespleten bloempot om den tak bevestigen en dezen er mede vullen. Nadat de wortels goed ontwikkeld zijn, kan men den tak onder deze afsnijden en in aarde planten, waar zich de eenmaal ontstane wortels spoedig verder ontwikkelen.

Het is voor een nauwkeurige studie van de levensverrichtingen der wortels een groot bezwaar, dat zij zich slechts in den grond onder normale omstandigheden bevinden. De ondoorzichtbaarheid van deze omgeving maakt een geregeld voortgezette waarneming moeielijk, daar men de wortels niet telkens uitgraven en weer planten kan. Veel meer last ondervindt men echter bij het onderzoek naar de stoffen, die de wortels uit den grond opnemen. Deze stoffen laten zich zeer moeielijk volledig uit den grond verwijderen, en nog moeielijker is het nauwkeurig de hoeveelheid te bepalen, welke daarvan in een bepaalde grondsoort aanwezig is. Doch deze bezwaren zouden te overkomen zijn, ware het niet, dat zich daarbij een ander voegde, namelijk onze geringe bekendheid met den toestand, waarin de verschillende stoffen, vooral die welke voor het plantenleven het belangrijkst zijn, in den grond voorkomen. Voor een nadere uiteenzetting dezer bezwaren en der eigenschappen van den grond, waardoor zij veroorzaakt worden, verwijs ik naar een volgend hoofdstuk. Om al deze moeielijkheden te ontwijken en tevens een zeer gemakkelijke methode voor het onderzoek van de eigenschappen der wortels te verkrijgen, heeft men getracht planten met geheele uitsluiting van grond of aarde te kweeken, en ze hare wortels in water of in waterige oplossingen van verschillende zelfstandigheden te doen ontwikkelen. Het is duidelijk, dat men deze oplossingen naar willekeur samenstellen, telkens ververschen en onderzoeken kan, en zoodoende steeds kan weten, wat men aan de plant ter opneming aanbiedt, en wat daarvan werkelijk