Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/136

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
128
DE BEWEGING VAN HET WATER.


de grootte der kracht, waarmede het wordt omhoog gestuwd, zoo giet men in het open uiteinde van de buis kwik. Daardoor zal de lucht in den afdalenden arm worden samengedrukt, en het kwik in dezen eenigzins omhoog stijgen, terwijl het in den open arm bijna tot boven aan staat. De drukking van deze kwikzuil plant zich door de samengeperste lucht op de vloeistof in den korten arm voort en werkt door deze op de wondvlakte van den stam. Men zou nu allicht vermoeden, dat een eenigzins aanzienlijke drukking, op deze wijze uitgeoefend, terstond het uitvloeien van het water zou doen ophouden. Toch is dit niet het geval. Zelfs wanneer de kwikzuil in den eenen arm een meter hooger staat dan in den anderen, gaat het uitvloeien nog voort en wordt de kwikzuil dus omhoog geschoven. De drukking van zulk een kwikzuil is gelijk aan die van een zuil water van ruim 13 meters hoogte en de wortels blijken dus in staat te zijn het water tot op zulk een aanzienlijke hoogte op te voeren. Daar nu de wijnstokken in den regel deze hoogte op verre na niet bereiken, zal ook in hunne hoogste takken nog de invloed van de worteldrukking bemerkbaar moeten zijn, iets, wat gemakkelijk te bewijzen is, wanneer men deze takken doorsnijdt en er op gelijke wijze, als zooeven voor een stam beschreven werd, een glazen buis aan bevestigt. Het is duidelijk, dat door deze drukking het water naar de aanzwellende knoppen in grootere hoeveelheid wordt toegevoerd, dan dit alleen het geval zou zijn door de zuigende werking, die door den groei en de verdamping veroorzaakt wordt.

Het is bij deze proeven geenszins onverschillig, welke plant men onderzoekt en in welk jaargetijde of onder welke omstandigheden zij genomen worden. Ook de hoogte, waarop de buizen aan de plant bevestigd worden, is op het resultaat van invloed. De oorzaak van dit laatste is gemakkelijk na te gaan. Wij hebben reeds medegedeeld dat de besproken drukkracht haar zetel in de wortels heeft en het zijn juist de fijnste uiteinden der wortelvezels, waarin zij gezocht moet worden. Hoe deze kracht daar ontstaat, kan men tegenwoordig nog niet met volle zekerheid aangeven, doch het is zeker, dat de cellen