der wortels het vocht eenerzijds uit den bodem opzuigen en er zich zoo sterk mede vullen, dat hare wanden er geheel door gespannen zijn. Deze spanning speelt als drukkracht een belangrijke rol bij het opstuwen van het vocht. Daar nu het opgestuwde vocht zich in den wortel moet bewegen en uit dezen door den stam verder worden geleid en het weefsel van wortel en stam aan deze beweging een zekeren weerstand biedt, zal de kracht tengevolge van dezen weerstand naar boven toe steeds afnemen. Daarbij oefent de kolom water in deze organen door haar gewicht een zekere drukking uit, die natuurlijk eveneens nadeelig op de grootte der overblijvende kracht werken zal. Is nl. de kolom in eenigen boom zoo hoog, dat hare drukking aan de kracht der wortels gelijk komt, zoo zal zij niet meer voortbewogen kunnen worden en zal men boven deze hoogte van de werking dier kracht niets meer bespeuren. Hoe lager bij den wortel dus, des te minder is deze kracht door tegendrukking en weerstand verzwakt en des te duidelijker zal zij dus in onze proeven kunnen worden waargenomen. In de kroon van hooge boomen is van den invloed der worteldrukking niets te bespeuren en zelfs in den stam pleegt zich deze invloed niet te doen gelden, daar de worteldrukking bij boomen nooit die grootte bereikt, die wij zooeven voor haar bij den wingerd leerden kennen.
Niet alleen tijdens het eerste uitloopen der knoppen persen de wortels het water omhoog. Op elken tijd van den zomer, ja, zoolang de planten nog niet in den toestand van winterrust teruggekeerd zijn, kan zij worden waargenomen. Wel is waar bloeden wingerden en andere houtgewassen na het ontplooien hunner bladeren niet meer, zoo men ze verwondt. Dit komt echter daardoor, dat in die periode, behalve de opstuwende kracht der wortels, ook nog de zuigende kracht der bladen werkt, die wij reeds met een enkel woord bespraken. Deze zuiging is zoo sterk, dat zij het uitvloeien van water uit de wonden geheel belet. Men kan echter deze zuiging doen ophouden b.v. door de plant met een dampverzadigde lucht te omgeven, zoodat zij geen vocht meer verdampen kan. Heeft men een wingerd in een pot gekweekt, zoo kan