Naar inhoud springen

Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/163

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
155
DE SCHEIKUNDIGE BESTANDDEELEN DER PLANTEN.


werd kunstmatig verkregen door fijne stukjes puimsteen uit te gloeien en ze met eveneens uitgegloeide plantenasch te bestrooien en met gedestilleerd water te bevochtigen, In de zoo toebereide potten werden de zaden gelegd, na vooraf gewogen te zijn; daarna werden de potten in de stolp geplaatst, de overgebleven reten luchtdicht gesloten, en de toestel in werking gebracht. Er was natuurlijk eenige tijd noodig om de lucht in de stolp geheel weg te zuigen en te vervangen door nieuwe, van stikstofverbindingen beroofde lucht. De geheele toestel werd in het vrije veld geplaatst en tegen weer en wind beschermd, doch zoo, dat de uit de zaden ontkiemende planten zooveel mogelijk licht genoten. Van tijd tot tijd moesten de potten begoten worden, en dus de stolp geopend. Het begieten geschiedde met gedestilleerd water, de stolp werd telkens weer luchtdicht gesloten en de atmospherische lucht, die noodzakelijk in geringe hoeveelheid mede binnengedrongen was, zoo spoedig mogelijk door de werking van den zuigtoestel verwijderd. In sommige proeven werd ook wel een methode van begieten gebruikt, die deze bewerking toeliet zonder of bijna zonder gelijktijdig intreden van de buitenlucht.

Voegen wij hierbij dat alle in den toestel gebrachte voorwerpen van anorganischen aard, ter verwijdering van wellicht er in aanwezige stikstofverbindingen, uitgegloeid waren, en dat hetzelfde geldt van het kit, waarmede de reten luchtdicht gesloten waren, dan ziet men dat de geheele inrichting van de proef een volkomen uitsluiting van stikstofverbindingen verzekerde, doch de vrije, onverbonden stikstof der lucht onbelemmerd liet toetreden.

Zoo in orde gebracht, werd de proef gedurende verscheidene maanden voortgezet, waarbij de zaden (b.v. boonen) niet alleen ontkiemden, doch ook bladen ontplooiden, ja zelfs bloemen en vruchten voortbrachten.

Na voltooing van hun levensloop werden zoowel de verdorde als de nog niet geheel afgestorven deelen zorgvuldig verzameld, gedroogd en gewogen. Bijna altijd werd een geringe toename van het drooggewicht gevonden, in vergelijking van