Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
157
DE SCHEIKUNDIGE BESTANDDEELEN DER PLANTEN.


aan dit onderzoek onderworpen werden, dan zal men gereedelijk kunnen toegeven, dat het niet waarschijnlijk is, dat stoffen, die tot nog toe niet in plantenasch werden aangetroffen, ooit daarin in belangrijke hoeveelheid of verbreiding zullen worden gevonden. Letten wij niet op alle bijzondere gevallen, op de uitzonderingen van den regel, maar op den regel zelf, dan mogen wij beweeren dezen zoo volledig te kennen, als zulks op het gebied der zuiver empirische natuurwetenschappen mogelijk is.

Een vergelijking van al deze asch-analysen leert ons, dat behalve koolstof, zuurstof en zwavel, die wij reeds als bestanddeelen van de organische stof behandeld hebben, zonder uitzondering in planten voorkomen:

Kalium, Calcium, Magnesium, IJzer, Phosphorus.

Daarenboven treft men gewoonlijk nog aan:

Natrium, Mangaan, Silicium en Chloor, bij zeeplanten bovendien Jodium en Bromium.

Een aantal andere elementen werd in enkele plantensoorten, of in onder bijzondere omstandigheden gegroeide exemplaren aangetroffen. Van deze noem ik slechts het zink, dat in de asch van op zinkhoudenden bodem verzamelde planten werd aangetroffen, doch in de asch van planten derzelfde soorten ontbreekt, zoo deze op een plaats gegroeid zijn, waar de bodem geen verbindingen van dit metaal bevat.

De betrekkelijke hoeveelheden, waarin deze elementen in de asch voorkomen, zijn uiterst verschillend en hangen zoowel van de plantensoort, als vooral van het gehalte van den bodem of het water aan deze stoffen af. Zoo bezit roode klaver (Trifolium pratense) op kalkrijken bodem bijna ⅓ meer kalk dan op kalkarmen; bij kool (Brassica oleracea) werd het kalkgehalte op kalkrijke velden dubbel zoo groot gevonden, als dat op kalkarmen grond. Omgekeerd kan het gehalte van op denzelfden grond groeiende planten van verschillende soorten zeer uiteenloopen, eveneens dat van in dezelfde sloot groeiende waterplanten. Zoo bevatten kranswieren (Chara foetida) ruim 5 maal meer kalk dan ruiterskruid (Stratiotes aloides), dat in dezelfde sloot verzameld was. Op dezelfde wijze zou men voor