Apatiet geheeten, dat als minerale mest meer en meer ingang vindt, geheel uit phosphorzuren kalk bestaat. Ook silicium levert zeer bekende verbindingen; het gewone zand toch bestaat slechts uit silicium en zuurstof, terwijl klei een verbinding is van deze beide elementen met verschillende metalen, waaronder natrium en kalium, die wij boven leerden kennen, of beiden, of ten minste één van beiden steeds voorkomen.
Het bovenstaande moge voldoende zijn om aan te toonen, dat de elementen, waaruit de plantenasch bestaat, geenszins zoo geheel vreemde stoffen zijn, als men op het eerste gezicht zou meenen, doch integendeel alle zeer algemeen zijn en bestanddeelen van zeer bekende verbindingen uitmaken. Uitvoeriger over deze elementen te spreken, zou ons te ver van het onderwerp afvoeren en ons geheel op scheikundig gebied overbrengen. Ik wensch nog slechts ééne zaak op den voorgrond te stellen, nl. dat ook in de plantenasch deze elementen niet in vrijen, maar in verbonden toestand worden aangetroffen en wel zoo, dat koolzuur, phosphorzuur, zwavelzuur en chloor in verbinding met de genoemde metalen zouten vormen. Welke deze zouten zijn is voor ons van weinig belang, daar het zeker is, dat in de levende plant de verbindingen andere zijn, dan in de asch. Het is daarom, dat wij de elementen der asch, en niet de verbindingen hebben aangevoerd; de kennis der eerste toch is van het hoogste gewicht voor de leer van de voeding der planten, de kennis der laatsten echter leert ons daaromtrent zeer weinig en is eerder geschikt ons op een dwaalweg te voeren.
Terwijl wij nu de vraag, waar vandaan de planten onder gewone omstandigheden al deze elementen verkrijgen, dat is met andere woorden, in welke verbindingen en in welken toestand zij in den grond voorkomen, voor een ander hoofdstuk bewaren, moeten wij nu de rol van elk dezer elementen in het plantenleven nagaan. Hierbij valt omtrent de vijf elementen van onze eerste groep op te merken, dat zij allen voor de productie van den eiwitachtigen inhoud vereischt worden, terwijl de drie eersten te samen verbonden zijn in de celstof, waaruit de wand van alle cellen van het plantenlichaam be-