Naar inhoud springen

Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/176

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
168
DE LEER DER BEMESTING.


groei als de verplaatsing van voedingsstoffen en voor elke andere groote of kleine beweging die bij een levensfunctie wordt waargenomen, is water een onmisbare voorwaarde. De overige bestanddeelen der plant zijn deels organische, deels anorganische, die overal, en zoover men weet, onafscheidelijk aan elkander verbonden, in het plantenrijk voorkomen. De anorganische stoffen worden als zoodanig door de wortels uit den grond opgenomen, hetzij zij daar in dezelfde verbindingen voorkomen als in de plant, hetzij zij in andere, eveneens opneembare verbindingen worden aangetroffen. De organische worden door groene landplanten niet als zoodanig opgenomen, maar worden in het plantenlichaam uit anorganische stoffen voortgebracht. Dit proces, dat wij onder den naam van koolzuurontleding leerden kennen, geschiedt in de bladgroenkorrels, welke in de cellen der bladen en der groene stengeldeelen gelegen zijn. De anorganische materialen zijn het koolzuurgas der lucht en het water; deze worden onder den invloed van het licht en de groene kleurstof omgezet in een organische verbinding: het zetmeel. De daarbij vrij wordende zuurstof verlaat de plant en vermengt zich met de buitenlucht. Het zetmeel is bij verreweg de meeste planten de eerste vorm, waaronder de organische stof in de plant voor ons oog waarneembaar optreedt; het is het product der koolzuur-ontleding. Door omzettingen en veranderingen van dit zetmeel, door verbinding er van met verschillende andere stoffen, worden de tallooze organische stoffen gemaakt, die in het plantenrijk voorkomen. Wel is waar, is dit nog niet voor alle bewezen, doch uit al wat men omtrent deze verschijnselen weet, mag men deze gevolgtrekking als hoogst waarschijnlijk afleiden, zelfs voor die stoffen, die, zooals het eiwit, in hooge mate in samenstelling van zetmeel afwijken. Koolzuur en water zijn dus onmisbare voorwaarden voor het plantenleven, en daar in de eiwitachtige lichamen daarenboven nog stikstof en zwavel voorkomen, welke door de plant als ammoniakzouten of als salpeterzure zouten en als zwavelzure zouten worden opgenomen, zoo moeten ook deze verbindingen als onmisbaar beschouwd worden.