Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/193

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
185
DE LEER DER BEMESTING.


Waar dit laatste niet mogelijk is, of waar op deze wijze enkele anorganische bestanddeelen in te geringe hoeveelheid worden toegevoerd, terwijl de overige in dezelfde hoeveelheid mest in voldoende mate gevonden worden, daar is de noodzakelijkheid van anorganische bemesting duidelijk voorgeschreven. In dit geval moet men dus gebruik maken van anorganische of minerale mest, gewoonlijk kunstmest genoemd. Welke soort van kunstmest de vereischte is, wordt natuurlijk bepaald door de scheikundige natuur van dat bestanddeel, dat in de stalmest slechts in onvoldoende hoeveelheid op den akker kan worden gebracht. In de meeste gevallen zijn dit phosphorzuur-, kali- en stikstofverbindingen, die dus ook de hoofdbestanddeelen der kunstmest uitmaken.

Niet elke plantensoort groeit even goed op elken bodem. In de vrije natuur heeft elke grondsoort haar eigenaardig plantendek. De flora onzer lage weilanden, die op veen aangelegd zijn, is een geheel andere dan die der duinen, en deze onderscheidt zich weer door een aantal bepaalde plantenvormen van die der heidevelden. Ofschoon ongetwijfeld de natuurkundige toestand van den bodem, zijn vochtigheid of droogte, zijn meerdere of mindere poroziteit enz. grooten invloed op dit verschil hebben, zoo speelt toch het verschil in de oplosbare bestanddeelen hier eveneens een groote rol. Wel is waar hangt dit zelf weer, tenminste gedeeltelijk, van de natuurkundige eigenschappen van den grond, en wel vooral van diens absorptievermogen af, doch wij weten, dat men in den landbouw ook dit laatste onder de macht van den mensch gebracht heeft. Evenals met de wildgroeiende planten, is het ook met de cultuurgewassen. Ook bij deze is voor de eene soort een zandige, voor de andere een veenachtige bodem, voor een derde een kleigrond voordeeliger. Men kan dit onderscheid echter nog verder vervolgen en vindt dan dat verschillende cultuurgewassen, die op dezelfde soort van grond gekweekt worden, toch aan de opneembare bestanddeelen van deze verschillende eischen stellen. Zoo hebben beetwortels meer kaliumverbindingen, tarwe en andere granen meer phosphorzure zouten, en klaver meer stikstof houdende stoffen noodig.