Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
188
DE LEER DER BEMESTING.


tweede bemesting noodig is. Het voordeel van deze methode, dat én in de besparing van mest, én in het gelijkmatige gebruik van alle verschillende stoffen van den grond gelegen is, springt dadelijk in het oog. Ik behoef slechts op te merken, dat elke andere wijze van bebouwing, met dezelfde wijze van bemesting gepaard, noodzakelijk tot een nuttelooze opeenhooping van bepaalde mestbestandeelen in den grond aanleiding zou geven, nl. van die, welke in geringe mate door de plant verbruikt, doch in groote mate in de mest toegevoerd zouden worden.

De belangrijkheid van de wisselcultuur eischt, dat wij hare werking door een voorbeeld nog duidelijker trachten te maken. Op losse gronden, die aan lucht en water gemakkelijk den doorgang verleenen, vindt men niet zelden deze opéénvolging van gewassen: 1° aardappelen, 2° rogge, 3° klaver, 4° erwten, 5° boekweit, waarna de reeks op nieuw aanvangt. Bij deze opeenvolging wordt na den oogst der aardappelen het veld met stalmest sterk gemest, en heeft dan gedurende vijf jaren in den regel geen bemesting meer noodig. Op den sterk gemesten grond groeit de rogge met zijn klein wortelstelsel bij uitstek goed, en neemt vooral de phosphorzure zouten op: de klaver is veel rijker beworteld en heeft dus een dikkere aardlaag als bron van haar voedsel; zij verlangt minder phosphorverbindingen, doch meer stikstofhoudende stoffen. Daarvoor geeft zij in hare talrijke wortels aan den grond een zoo ruime organische mest, dat deze voor den aanbouw van erwten overvloedig voldoende is; deze hebben zoowel de stikstof- als de phosphorverbindingen noodig en vinden die in een gunstige verhouding in den grond. Zij zijn rijk bebladerd en verhinderen daardoor het te snelle vergaan van den humus, daar zij de toetreding der lucht tot den bodem verminderen; er blijft dus nog genoeg humus over voor de boekweit, die aan de anorganische bestanddeelen gelijke eischen stelt als de erwten, doch een veel uitgebreider stelsel van wortels heeft, en zijn voedsel dus van plaatsen kan nemen, die door de wortels der erwten niet bereikt konden worden. Op den nu bijna uitgeputten bodem groeien nog slechts aardappelen weelderig ge-