Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
193
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


en een korten dikken stamper met vijf stijlen vertoonen. De geheele bloeiende plant is gewoonlijk niet meer dan een decimeter hoog en is in den grond slechts met enkele zeer dunne wortelvezeltjes bevestigd.


Fig. 67.     Fig. 68.
Een blad van het rondbladige vliegen-
vangertje, met de kliertjes geheel
uitgespreid. Vergroot.
Een blad van het rondbladige
vliegenvangertje, waarvan alle
klieren naar het midden der
bladschijf gebogen zijn. Vergr.


Vestigen wij thans onze aandacht meer in het bijzonder op de bladen, zoo vallen ons terstond de sierlijke, regelmatig straalvormig geplaatste roode aanhangselen in het oog, die de geheele bladschijf bedekken en die elk aan den top een klein donkerrood kliertje dragen. Deze kliertjes zonderen, bij warm en helder weder, elk een druppeltje van een waterheldere kleverige vloeistof af, welke als dauwdruppels in de zon glinsteren en de aanleiding tot den naam Zonnedauw geworden zijn. Op het midden van de bladschijf zijn deze klierdragende