Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/202

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
194
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


organen zeer kort, de kliertjes dus dicht bij de schijf geplaatst. Naar den rand toe worden hunne steeltjes langer; die aan den rand geplaatst zijn, zijn ongeveer zoo lang als de halve lengte der bladschijf. In het geheel telt men er omstreeks tweehonderd op één blad. Ook op den bladsteel ziet men enkele zulke gesteelde kliertjes. De bladschijf zelf is vrij dik; tengevolge daarvan ziet men den loop der nerven in haar met het bloote oog niet. Men kan de nerven echter door een zeer eenvoudig middel zichtbaar maken, nl. door het blad gedurende een paar dagen in spiritus te bewaren. Dan wordt het geheel doorschijnend en vertoont nu, met het bloote oog, of nog beter met een loupe beschouwd, drie hoofdnerven, wier toppen zich even boven het midden van het blad boogsgewijze verbinden. Van deze nerven en van hunne bogen gaan talrijke kleine takken naar alle deelen van het blad. Bij zulk een beschouwing valt nu terstond het merkwaardige feit in het oog, dat de stelen der klieren steeds juist op de nerven geplaatst zijn en wel zeer dikwijls op de uiteinden der nerven. Een nader onderzoek leert, dat de nerven in elken steel een uiterst fijn takje omhoog zenden, dat tot aan het kliertje doorloopt en hierin met een knodsvormige verdikking eindigt. Hierdoor verschillen deze stelen zeer van gewone plantenharen, die, gelijk bekend is, meest slechts één enkele cel dik zijn; zij verdienen daarom met een anderen naam bestempeld te worden.

Wanneer een insect zich op een blad van het vliegenvangertje neerzet, hetzij uit onvoorzichtigheid, hetzij door het vocht der kliertjes gelokt, zoo kleeft het in dit vocht zoo vast, dat het niet weg kan vliegen. Slechts aan grootere insecten gelukt het te ontsnappen; vliegen en muggen geraken door haar pogingen om te ontkomen telkens met meer kliertjes in aanraking, en kleven dus hoe langer hoe vaster aan het blad. Van de kleverigheid van het vocht kan men zich gemakkelijk overtuigen door een paar kliertjes even met den vinger aan te raken; beweegt men dezen langzaam weg, zoo wordt het vocht tot een langen draad uitgetrokken. Is het insect op de beschrevene wijze eenmaal gevangen, zoo beginnen de voorbereidende maatregelen voor de vertering der prooi. Deze ziet