Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/203

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
195
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


men het beste aan jonge krachtig groeiende en goed ontwikkelde bladen, vooral wanneer het weder gedurende eenige dagen warm en zonnig geweest is. Doch ook onder deze gunstige omstandigheden geschieden alle nu te bespreken verschijnselen zoo langzaam, dat men ze gewoonlijk niet met het oog volgen kan. Rondom het gevangen insect zonderen de kliertjes hoe langer hoe meer vocht af, en na verscheidene uren is de prooi geheel door een druppel glashelder vocht omgeven, dat weldra de openingen der ademhalingswerktuigen van het dier geheel sluit, en zoo binnen korten tijd zijn dood veroorzaakt. Dit vocht, dat vóór de vangst niet zuur was, is nu zuur geworden, iets wat reeds terstond een overeenkomst met het maagsap aanduidt, daar dit, gelijk men weet, steeds zuur is, en slechts in zuren toestand zijn werking kan uitoefenen. Doch het is niet genoeg, dat die kliertjes, met welke het insect door zijn krampachtige bewegingen in aanraking gekomen is, verterend werken, ook de overige klieren moeten hieraan deelnemen. Daartoe krommen zich hare steelen langzamerhand voorover en bewegen daardoor de kliertjes naar de prooi toe. Het is merkwaardig te zien, met welke juistheid zij de richting naar het gevangen insect inslaan, vooral wanneer dit niet in het midden van het blad, maar dichter bij den rand gelegen is. Weldra drukken de steeltjes hunne kliertjes tegen het diertje aan, waarbij het nut van de grootere lengte der aan den bladrand geplaatste kliersteeltjes ten duidelijkste blijkt. Zoo wordt het insect, na verloop van een halven dag of langer, aan alle zijden in de zure vloeistof gehuld. Niet zelden draagt hiertoe een kromming van de bladschijf zelve het hare bij.

Let men nu verder op, wat er met zulk een blad gebeurt. Reeds den tweeden dag is het insect duidelijk veel weeker geworden, en is het reeds ten deele opgelost. In den loop der volgende dagen wordt dit nog duidelijker, en eindelijk blijft slechts een zeer kleine massa, het onverteerbare deel der huid, zichtbaar. Al het overige is in het zure vocht opgelost. Langzamerhand verdwijnt nu dit vocht, en daar de vaste stoffen, die er in opgelost zijn, natuurlijk niet verdampen kunnen, zoo is het duidelijk, dat zij door het blad worden opgezogen.