Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/210

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
202
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


Darwin zag bladen drie en meer malen achter elkander een insect verteren. Het schijnt echter, dat zij daardoor zeer verzwakt worden; ten minste als men hun voor de vierde of vijfde maal een prooi geeft, zoo gelukt het velen doorgaans niet, deze geheel te verteren, doch sterft het blad, vóórdat de vertering voltooid is.

Drosera is niet uitsluitend insectenetend; behalve dat zij vleesch en eiwit, gelijk wij reeds gezien hebben, met graagte verteert, versmaadt zij ook plantaardige stoffen niet, doch zuigt uit zaden, stukjes blad en stuifmeelkorrels de voedzame stoffen op.

Het Amerikaansche Vliegenvangertje (Dionaea muscipula) is in menig opzicht veel interessanter dan zijn europeesche verwanten, doch het is daarentegen veel minder algemeen bekend. Het komt uitsluitend in het oostelijk deel van Noord-Carolina, een der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, voor. Het wordt tegenwoordig algemeen in botanische tuinen in warme kassen gekweekt. Het komt in algemeenen vorm vrij wel met de Drosera's overeen, doch de bladen zijn geheel anders gebouwd. Als gene is het stengelloos en bestaat uit een roset van weinige bladen, uit wier midden in den zomer een bloemstengel met witte bloemen omhoog stijgt. Twee of drie kleine worteltjes bevestigen de tengere plant in den grond en nemen daaruit het noodige water op. Voor de voeding zijn zij even weinig geschikt als de wortels der Drosera's.

Elk blad eener Dionaea bestaat uit een breeden, groenen bladsteel, een tweelobbige bladschijf, in het midden door een dikken nerf doorgesneden. De twee zijdelingsche helften van deze bladschijf staan niet in één vlak, maar vormen met elkander een scherpen, bijna rechten, hoek. Haar rand is voorzien van lange, dunne en weinig buigzame tanden. Ongeveer, op het midden van elke bladhelft ziet men op de bovenzijde drie kleine stiftjes op eenigen afstand van elkander geplaatst.

Raakt men even een dezer stiftjes, b.v. met een naald aan, zoo klapt dadelijk het blad toe, waarbij de tanden der beide helften tusschen elkander schuiven, even als de vingers van twee saamgevouwen handen. De drie stiftjes buigen zich daar-