die soms in scherpe punten uitloopen, en soms van een ronden top voorzien zijn. Andere bladen bezitten diepere insnijdingen, wier richtingen bij den Wonderboom allen naar één punt gaan, namelijk dat, waar de bladsteel aan de bladschijf is vastgehecht. Bij de bladen van den eik daarentegen loopen deze insnijdingen van den rand naar verschillende punten van de middennerf, echter zonder deze te bereiken.
Fig. 5.Vinnervig blad van een yp
(Ulmus camprestris)
Wenden wij ons oog naar den top of den voet van het blad, naar de wijze van vasthechting aan den stengel, of gaan wij de verspreiding der bladen langs dezen na, overal vinden wij, zelfs bij de meest gewone tuinplanten, zoo geheel uitéénloopende eigenschappen, dat aan de behandeling van deze een geheel hoofdstuk zou kunnen gewijd worden.
Bij al deze verscheidenheid zijn er echter zekere punten, waarin alle, of ten minste verreweg de meeste bladen met elkander overeenkomen. Het is op deze, dat wij thans onze aandacht vooral moeten vestigen, daar de rol, die de bladen in het leven der planten spelen, voor allen dezelfde is, en dus de aan allen gemeenschappelijke eigenschappen voor de verrichtingen der bladen de belangrijkste zijn. Reeds een oppervlakkige beschouwing leert ons de aderen of nerven kennen, welke over het geheele blad verspreid zijn. Vooral aan de onderzijde zien wij ze duidelijk, daar zij hier meestal verheven lijnen vormen. Tegelijk zien wij dat hunne kleur lichter groen is, dan die van de tusschengelegen deelen. Deze laatste zijn meer sappig, waarom men hen bladmoes genoemd heeft, in tegenstelling van de taaiere, minder vocht bevattende nerven. Een nauwkeuriger beschouwing toont ons, dat de verschillende grootere en kleinere takken der aderen in elkander uitloopen