Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
52
DE BOUW EN DE VERRICHTINGEN DER BLADEN.


wen. Schijnt de zon voortdurend tijdens het rijpen der druiven, en wordt dus aan deze uit de bladen een overvloedige hoeveelheid zelf-bereid voedsel toegevoerd, zoo ontwikkelen zij zich krachtig en leveren een rijken oogst. Hetzelfde geldt van andere gewassen.

Behalve het licht oefenen nog een aantal andere omstandigheden een invloed op het proces der koolzuur-ontleding uit. Zoo mag de temperatuur niet onder zekere graden afdalen, of de productie van zetmeel houdt geheel op; terwijl zij boven deze laagste grens des te aanzienlijker is naarmate de temperatuur hooger is. Doch ook te hoog mag de warmtegraad niet zijn, zal zij niet en voor dit proces, en voor het leven schadelijk worden. Welke de gunstigste temperatuur is, is een vraag waarop men nog slechts bij benadering antwoorden kan; als zeker mag het echter worden aangenomen, dat zij voor verschillende planten, vooral voor gewassen uit verschillende landstreken verschillend is. Evenzoo is het gesteld met de vochtigheid van de lucht en van den bodem, van welke beiden natuurlijk het watergehalte der bladen afhangt. Ook dit mag niet onder zekere grens dalen; zoo vindt bij voorbeeld in fletsche bladen geen bereiding van zetmeel plaats. Eindelijk moeten wij nog wijzen op het koolzuurgehalte der lucht; hoe grooter dit binnen zekere grenzen is, m. a. w. hoe meer voedsel aan de plant in denzelfden tijd wordt aangeboden, hoe krachtiger de voeding zijn zal. Het bewijs hiervoor hebben wij reeds in de op pag. 44 beschreven proef leeren kennen. Op te merken valt echter nog, dat de invloed van overvloedig koolzuur zich des te sterker doet gevoelen, naarmate de plant beter verlicht is. Vooral in het zonlicht zal men dus van een kunstmatigen toevoer van koolzuur gunstige resultaten mogen verwachten.



Het leven der bladen is geenszins onbegrensd, doch meestal slechts van korten duur. Verreweg de meeste boomen en heesters laten hun bladen in hetzelfde jaar verdrogen of afvallen, waarin zij ze ontwikkelden; anderen, zooals de hulst en de klimop, behouden de bladen gedurende den winter en laten