Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
61
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


bladen der plant in aanleg in zich bevat. Deze knop behoeft slechts aanzienlijk in grootte toe te nemen en zich te ontsluiten om de genoemde deelen te doen ontstaan.

Fig. 19.


Amandelzaden: 1 met zaadhuid; 2 zonder zaadhuid; onderaan ziet men
het worteltje; 3 na openlegging der beide zaadlobben is zoowel
het pluimpje als het worteltje zichtbaar.


Het onderste deel heet het worteltje en is de kiem van den wortel van de plant; uit zijne verlenging en verdere ontwikkeling ontstaat het geheele machtige en sterk vertakte wortelstelsel van den amandelboom. Pluimpje en worteltje vormen dus te zamen den aanleg der nieuwe plant. De beide helften van het zaad, die aan dit jonge plantje verbonden zijn, zijn de zaadlobben, die als het ware de beide eerste bladen van de plant vertegenwoordigen, bladen die echter nooit den eigenaardigen vorm van het gewone blad van den amandelboom zullen aannemen. Zij zijn het, waarin het voedsel is bewaard; zij zullen bij de ontkieming slechts zoolang blijven leven, als zij nog voedsel in zich bevatten, dat naar de overige deelen der plant moet worden toegevoerd. Zijn zij geheel uitgeput, zoo verdrogen zij en breken gemakkelijk van de plant af.

Het onderzoek van droge amandelzaden, en de herkenning van de beschreven deelen in deze, moge eenige moeielijkheid in zich hebben, zeer gemakkelijk wordt het, wanneer men de zaden te voren een of een paar dagen in water laat weeken.