Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/74

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
66
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


nu vormden de twee onderste bladachtige organen van het jonge kiemplantje; hetzelfde is het geval met den zaadlob van de roggekorrel.


Fig. 24.

Ontkieming van tarwe. Ontwikkeling volgens de figuren A—F.

A: Tarwekorrel in ongeweekten toestand; s plaats waar de zaadlob te
voorschijn zal treden; c plaats waaar het worteltje de zaadhuid doorbreekt.
B: Het worteltje is ontwikkeld: er ontstaan zijwortels (r);
de zaadlob komt bij g voor den dag. C en D verder ontwikkelde toestanden.
E overlangsche doorsnede van den in D afgebeelden toestand; men herkent
dezelfde deelen als in fig. 22 no. 2. F: Nog oudere kiemplant;
g is de zaadlob, waar boven het pluimpje zich verheft.


Hier zit echter op dezelfde hoogte slechts één orgaan, dáár waren er twee. Men noemt de eerste soort van