Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/94

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
86
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


zijde van het ondereinde des stengels, een nieuwe knol zichtbaar, eerst zeer klein, doch weldra in grootte toenemend. Het duurt niet lang, of deze knol overtreft de eerste in grootte, en de in fig. 38 afgebeelde toestand is bereikt.

Fig.40.
afbeelding Raap (Brassica Rapa), op het einde van het eerste levensjaar.

Raap (Brassica Rapa), op het einde van het eerste levensjaar.

De groei van den jongen knol, en de uitzuiging en inéénschrompeling van den ouden gaan voort, en weldra begint de laatste te sterven en te vergaan. Zijn rol is afgespeeld, zoodra hij al zijn voedsel aan de plant heeft afgegeven, en deze tot volkomen ontwikkeling is gekomen. De jonge knol wordt nu voortdurend voorzien van voedsel, dat in de bladen bereid is, doch hier wordt afgezet, om eerst in het volgende jaar gebruikt te worden. Wij hebben dus hier weer het merkwaardige verschijnsel, dat elke stengel zich voedt met het in het vorige jaar opgehoopte voedsel, en dat zijne bladen weer voor het volgende jaar werkzaam zijn, terwijl van hunne producten niets of slechts weinig in den loop van hetzelfde jaar verbruikt wordt.

Aan het slot onzer beschouwingen omtrent de onderaardsche bewaarplaatsen van voedsel bij de overblijvende planten gekomen, is het noodig nog met enkele woorden te vermelden, welke deelen bij tweejarige planten deze rol vervullen.

De gewone wortel of peen, de rapen, knollen en de beet-