Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/95

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
87
DE TIJDELIJKE BEWAARPLAATSEN VAN HET VOEDSEL.


wortels leveren ons voorbeelden van gekweekte tweejarige planten, die in het eerste jaar van haar leven groote hoeveelheden koolzuur uit de lucht opnemen en tot organische voedingsstoffen verwerken. Dit voedsel wordt in den vleezigen hoofdwortel afgezet, die uit het worteltje van het zaad ontstaan is en steeds recht naar beneden groeit, doch in vorm al naar gelang der soort afwijkingen vertoont en nu eens meer tot het kegelvormige, dan weer meer tot het kogelronde nadert. Schijnbaar zitten de bladen op het bovenste uiteinde van den wortel ingeplant. Doch wij weten dat de wortel nooit bladen draagt, maar dat deze uitsluitend aan stengelorganen ontwikkeld worden. De bladdragende top is dus het onderste deel van den stengel, dat echter slechts weinig in grootte toegenomen en met den wortel als het ware tot één geheel versmolten is. Gewoonlijk rooit men de planten aan het einde van den eersten zomer, dus op het tijdstip dat de hoeveelheid opgestapeld voedsel zoo groot mogelijk is. Gaan wij na, wat er met zulke planten gebeurt, zoo men ze zich ook gedurende het tweede jaar laat ontwikkelen, iets wat natuurlijk steeds daar gebeurt, waar men zaad wenscht te winnen. De wortelbladen van den eersten zomer zijn in den winter afgestorven. De plant brengt een langen hoogen stengel met nieuwe, doch weinig talrijke bladen voort; aan den top draagt deze stengel een bloemgroep, in den vorm van een pluim, een tros of een scherm, al naar gelang der soort. De groei van den stengel en de bloemgroep geschiedt zeer snel; daarbij wordt het voedsel, dat in den vleezigen wortel bewaard was, in korten tijd bijna geheel verteerd, en wat er nog overblijft, dient verder voor den bloei der bloemen en het afzetten van voedende bestanddeelen in de zaden. Met het rijp worden van deze is de wortel geheel leeggezogen en het leven der plant ten einde. In korte trekken kunnen wij het leven van tweejarige planten dus schetsen door te zeggen, dat zij in het eerste jaar ontkiemen en door hare bladen een groote hoeveelheid voedsel maken en in den wortel opstapelen; in het tweede jaar ontwikkelen zij haar stengel, bloemen en zaden ten koste van het bewaarde voedsel. Het eerste jaar is dus aan