legt nauwkeurige studie den zin van sommige voorspellingen nog zoo duidelijk bloot, de volle bewijskracht en de geheele diepte der spreuken worden toch eerst door den gang der wereldgeschiedenis zelve aan het licht gebracht.
De duisterheid van Nostradamus’ voorspellingen vindt niet alleen haar oorzaak in de taalkundige moeilijkheden, die voor den huidigen lezer uit de ouderwetsche Fransche taal ontstaan. Deze duisternis heeft Nostradamus zelf gewild. Het leven heeft den ziener voorzichtig gemaakt. Het gestadige gevaar, een slachtoffer der godsdienstige Inquisitie te worden, heeft hem vaak er toe aanleiding gegeven, eigennamen tot onkenbaarheid toe te vervormen en omschrijvingen te gebruiken, voor welker ontcijfering men al het geleerde geliefhebber der zestiende-eeuwsche wetenschappelijke wereld er bij moest halen. „Ik heb er de voorkeur aan gegeven“, zoo schrijft hij aan zijn zoon, „mijn spreuken in een meer nevelachtigen dan profetischen vorm neer te schrijven, om, in weerwil van elke mogelijke omwenteling, den licht prikkelbaren geest geen ergernis te geven.”
Doch, hoe duister en verward veel daarvan ook mag wezen, hoe stroef en onbeholpen zoo menig vers mag klinken – te meer daar Nostradamus er geen bezwaar in vindt, den