Pagina:Een klein heldendicht.djvu/13

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Als ik dàt doe, dan ben ik àf van moeder
en van de godsdienst, maar kom dichter nader
de Eenheid met mijn kameraden, en
de Eenheid, Eenheid van alle menschen. —
Als ik dàt doe, dan blijf ik bij moeder
en 't heerlijk rood en goude van de Kerk,
maar ik doe afstand van mijn kameraden.

Zooals een reiziger die terugschrikt
van twee afgronden, tusschen beide in,
was hij bij 't een en 't ander — als een vrouw
die zeggen moet: ja of neen, was hij daar.

En twee gedachten joegen zich aan hem op,
als uit de werklijkheid hei groot droombeeld
gevormd wordt, als een wind die schuim of stof
opjaagt van zee of van een landweg. Één
was dit: het zoete en zachte en tevree bestaan
van slaaf, met kerk en liefde van vrouw en
kindren en moeder. 't Leek te liggen vlak
als een landschapje, en hij dwaalde er door

9