rustig en dik en heerlijk, want de jeugd
bedriegt zoo. — En de andre was één beeld
van opgaanden strijd, 't Leek een berg die hoog
ging, en hij zwoegde er hol en hongrig
met stijf gespannen spiere' en zenuwen
langs met zijn kameraden, maar den top
zag hij niet, maar wist goed dat hij er was.
Zoo zat hij op de vlakte, en wist niet
wat hij doen zou. En nu eens doopte hij in
links, dan weer rechts, in de gedachtafgronden,
zooals een man die in een zwaar probleem,
het vinden van een werktuig of geheim
der natuur, denkt: wat zal ik doen, zal ik
dien weg gaan? en diep in de zaak zelf peinst.
En even onzeker ging hij terug,
zooals een schip dat na zijn eerste reis
terug komt in zijn dok, om daar hersteld
te worden. Hij ging door het dampend licht
maar zag het niet, zag slechts die groote vraag:
moet ik of moet ik niet? En heel de wereld
leek vol hem van die vraag.
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/14
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
10