Pagina:Een klein heldendicht.djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Zoo ging hij 'n beetje wanklend naar zijn huis,
zijn ooren waren vol, zijn slapen zwollen,
omdat die vraag, uit de wereld gehoord,
hem 't hart trof en het bloed hem naar de slapen.
En hij dacht: 'k moet het doen; het kan niet anders.

Zooals in Februari of in Maart
de wolken vliegen lachend langs den hemel,
wit-blauw gevlekt, en de heele natuur,
de bergen, de velden en alle boomen
voelen: het moet, het moet, — zoo voelde hij
toen hij daar langzaam naar zijn woning liep.
Maar toch bleef nog een twijfling aan zijn hart,
zooals het zilte schuim dat aan de zee ligt.
En van zijn oogen viel een zachte straal.
Hij was nog zeer jong, hij was nog een jongen.

Zijn meisje kwam tot hem, zooals het Voorjaar
komt aan de wereld: 't is alsof een boog

11