van grauwe weifling die 'n mensch leelijk maakt.
Als overwinnaars kwamen zij in macht,
en zelfs de liefde was maar weinig zichtbaar.
's Nachts droomde hij een gouden, gouden droom.
Het was hem of hij in een gouden streek
was gekomen, en of hij gouden menschen
zag, die naakt gingen door een verguld licht.
Zilveren stroomen waren er en heuvels
van goud, en daarin zag hij die zonmenschen.
Hij kon er maar niet genoeg heen kijken.
Hij zag niet veel, het was ook niet zoozeer
wat hij zag, hoewel 't was echt gouden licht
als de zon, als een gloeiende bakkersoven.
Maar 't was dat heerlijke gevoel wat door
hem zelf heenstroomde als hij er naar keek,
daarom was het zoo heerlijk in dien droom.
Terwijl hij er naar keek, stroomde het door
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/20
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
16