Pagina:Een klein heldendicht.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

zijn rug, zilvren stroomen nieuwe gedachten.
Wijl hij er naar keek, werd hij een ander mensch,
heel, heel anders. Wat was het toch dat in
hem kwam? zoo, zoo had hij toch nooit gevoeld
En hij trachtte het midden in zijn droom
te begrijpen, zooals een droomer denkt,
ook weer droomend, maar toch begrijpend en
droomende over zijn droom nadenkende.

En hij keek aldoor maar weer, want hij voelde
dat het vandaar moest komen, het begrip
van d' heerlijkheid, als de heerlijkheid zelf.
En hij keek steeds in dat ronde gewelf,
een ovaal-breed gewelf met vlakken grond,
vol gouden gloed en met gouden menschen,
heel klein, maar heel gelukkig, en goudnaakt.
En van uit die beelden, van uit hun haren,
als 't ware van hen af en naar hem toe,
stroomde aldoor in hem dat nieuw gevoel.
En zoozeer stroomde het uit hen naar hem toe,
dat 't leek hij werd zooals die menschen zelf.

17