Pagina:Een klein heldendicht.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Voorbij was het, zooals stille fontein.
Voorbij haar leven, zachte kinderleven,
voorbij de droom, bij moeder zacht geleefd.

Voorbij was het zooals zachte fontein.
Nu zat zij hier, de stille hand hing naast
haar heen, de witte boezelaar
kreukelde en haar hoofd hing stil voorover. —
Hoe zou het zijn als alles nieuw, nieuw werd?
Zij vroeg 't den grond, den vetten natten grond —
zij keek voor zich uit naar de verre huizen,
zij vroeg 't den hemel, grijzig wit en warm.
Zou ze kunnen? zou ze met al de mannen
kunnen uitgaan en strijden en nieuw worden?
Over haar huid viel neer een doffe matheid,
zooals over een jongen valt die man
wordt, 't Is geen zwakheid, het is nieuwheid maar.
En zij liet slap de beide armen hangen
naast haar witte gestrekte boezelaar,
en strekte de beenen en lag te denken.

71