Zooals een schip dat ergens in de zee
geschommeld wordt door het loodgrijze water.
Het is een wrak, er is geen levend mensch
meer op. Het heeft geen roer, geen mast, geen zeil,
't is maar een klomp hout. En de golven doen
wat zij willen, en doen of 't schip er niet is.
Zoo speelden met haar de groote gedachten,
die evenals de wind nu door de menschen
gaan en hen doen doen en hen doen denken.
De zachte vrouw lag met haar zwarte haren
daar neder, door het denken overmeesterd.
Zal ik gaan, zal ik den strijd mee beginnen?
Zooals voorjaars, als er in alle sprieten
't leven begint over de verre velden
en op de torens en op de kapen
waar 't geele helm hangt bij de warme zee —
begon 't in haar te lachen, helderheid
spreidde zich door haar henen uit haar beenen.
't Was of helderheid door haar heen ging lachen —
en zij verrees en keek over zich henen,
Pagina:Een klein heldendicht.djvu/76
Uiterlijk
Deze pagina is gevalideerd
72