Pagina:Eenzame Liedjes (1906).djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

 
En als mijn hand te water gaat
En 'k spelend aan dien spiegel kom,
Is 't of zij parels achterlaat —
Ik zie niet naar hen om.

En telkens vliedt tot aan de kim
Uit mijne hand een levend lied —
Achter mij volgt de stille schim
Van 't leed, dat niemand ziet.

En beeld en leed en lach verdwijnt,
En dwerelt als het schuim mij na —
Tot in een glimlach aan het eind
Ik met hen onderga.