Pagina:Eenzame Liedjes (1906).djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 39 —


Doch wat zijt gij klein Holland
Met uw verlegen zwijgende menschen,
En al uw langzame stille levens,
En al uw vele denkbeeldige grenzen,
En o! met nergens ooit iets verhevens — —
Maar groot toch is uw volk Holland,
Verwant aan uw heerlijk verleden,
Dat tusschen uw hemele' en zeeën bleef groeien,
En tusschen die wisslende eeuwigheden
Zich bereidt om opnieuw te gaan bloeien!