Naar inhoud springen

Pagina:Eenzame Liedjes (1906).djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

XXIX.

 

KINDERGEDACHTEN.

 

 

Het regent — o wat regent het!
Ik hoor het uit mijn warme bed,
Ik hoor de regen zingen, —
Het regent, regent dat het giet —
Dat niemand daar nou iets van ziet
Van al die donkre dingen!

Het ruischt en regent en het spat —
Nou worden alle boomen nat
En plast het in de slooten, —
Het regent óver- óveral —!
O he! — daar loopt het zeker al
In straaltjes uit de goten !
 
Wat is dat gek en leuk geluid !
Wat is het lekker om dat uit
Je donker bed te hooren: —
't Is of de regen samen praat,
Of dat een kerel buiten staat
Te fluistren aan je ooren.