Pagina:Else.djvu/40

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

anders kon zijn mond best een meisjesmond zijn, zoo rood en zacht was hij. Op eens bleek het Else dat het die mond was, waarvan zij den geheelen dag gedroomd had.

Zij liep den gang een eindje terug; maar draaide om en naderde weer op de teenen. Toen hoorde zij uit den zijgang, dat iemand zeide: „Ja, maar gij moet haar kennen Svend! — Zij werd immers heel rood toen zij je zag."

Svend glimlachte; zij kon bijna zijn mond zien tusschen de opgestapelde muursteenen door. Daarop streek hij met de bloote armen over het voorhoofd en zeide: „Dat was een verduiveld knappe meid."

Het scheen Loppen alsof dit onovertreffelijk driest gezegd was en zij voelde zich trotsch en gevleid. Zachtjes sloop zij weg, om haren triomf in stilte te genieten.

Toch moest zij spoedig weer terug, maar toen luidde juist de middagklok. De werklieden stroomden uit de gangen naar de zee om zich een beetje te wasschen voor het eten; een kleine jongen kwam om Else te halen. Zij zou met madam in de directeurswoning eten.

In den namiddag had madam enkele ziekenbezoeken op de naburige hoeven te maken, en Else zou meegaan. Zij stelde zich daarbij zoo onhandig en gedachteloos aan, dat madam Späckbom ongedurig werd en zeide, dat het beter was, als zij haar eigen weg ging. Loppen lachte en liep dadelijk weer naar de tegelfabriek. De klok wees bijna vier. Zoo gauw als Svend haar zag, verklaarde hij, dat hij voor vandaag zou uitscheiden. De anderen wilden, dat hij volhouden